De Rotterdamse wijk Katendrecht maakt in juni 1911 kennis met Chinese arbeiders. Die zijn door rederij de Rotterdamse Lloyd naar de haven gehaald als stakingbreker. De Chinezen worden ingezet als stokers en wasknechten op de grote passagiersschepen. Ze werken hard en zijn goedkoop, zo weten ze bij Lloyd. De Chinezen zouden niet meer weg gaan. Maashaven 1906 (foto: ANP fotoarchief op Wikipedia) Het Rotterdamse havengebied is in 1911 volop in beweging. De gemeente Rotterdam had eind 19e eeuw de dorpen Charlois en Katendrecht geannexeerd om daar de haven flink uit te breiden. Grote delen van Katendrecht vallen ten prooi aan de Rijnhaven en de Maashaven die dan worden gegraven. In 1911 is het werk klaar. Van Katendrecht is dan weinig meer over dan de Kaap, een schiereiland tussen beide nieuwe havens. Het rustieke rivierdorp is veranderd in een plek vol loodsen, silo’s, goedkope arbeiderswoningen, kroegen, bars, bordelen en danshuizen. Havenstaking De uitbreiding van de Rotterdamse haven staat niet op zichzelf. Wereldwijd groeit de economie en daarmee het transport over water. Zeelieden willen meeprofiteren. Ze eisen meer loon en betere arbeidsomstandigheden. Als ze dat niet krijgen, leggen ze in juni 1911 het werk neer. In veel havens in Nederland, België, Engeland en de VS kan geen schip nog uitvaren. Daarmee is de zeemansstaking van 1911 de eerste internationale staking. Chinezen Dan bedenkt de Rotterdamse Lloyd een list. De rederij haalt in het diepste geheim zo’n 100 Chinese zeemannen uit het Londense Chinatown. Britse reders hebben dan al goede ervaringen opgedaan met Chinese zeelui als stakingsbrekers. Ze worden in Rotterdam als stoker of kolensjouwer aan het werk gezet op trans-Atlantische schepen die zo, ondanks de staking, toch kunnen uitvaren. Als ook de havenwerkers zich bij de zeeliedenstaking aansluiten, herhalen andere reders de truc van de Lloyd. Ze zetten de Chinezen ook in voor het laden van schepen. Ondanks de staking gaat het werk dus gewoon door. De staking is mislukt. Hittebestendig De reders zijn erg tevreden met de Chinese zeelieden. Normaal worden stakingsbrekers na afloop van een staking weer op straat gezet, zodat het gewone personeel weer aan de slag kan. Maar dat gebeurt nu niet. Rederijen nemen zelfs nog meer Chinezen in dienst, waardoor honderden Nederlandse zeelui hun werk verliezen. Chinezen staan er bij werkgevers om bekend dat ze goedkoop zijn, nooit klagen en altijd bereid zijn om zwaar en ongezond werk te doen. Het verhaal gaat zelfs dat Chinezen goed tegen de grote hitte in de stookkamer kunnen. Geel gevaar De havenbonden zijn woedend. Ze noemen de Chinese zeelui ‘ongedierte’ en ‘het gele gevaar’. Zo staat in een blad van de Rotterdamse sociaaldemocratische vakbond Volharding te lezen: “De Chinees is ook mens. Maar een mens die, als sociaal wezen, als mens tot mensdom nog moet oefenen. […] Zij zijn de laagste materialisten, die uitsluitend warm zijn voor geldmaken en die altoos klaar staan hun land te verkopen aan de vijand.” Gelukzoekers Een jaar na de staking heeft de Lloyd een kleine 400 Chinezen in dienst. Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt groeit dat aantal verder. De Britse marine blokkeert de Duitse Oostzeekust. Chinezen die daar wonen, trekken naar Rotterdam dat in de oorlog neutraal is. Aan het eind van de oorlog komt opnieuw een groot aantal Chinezen naar Rotterdam, omdat Britse zeelieden hun werk in de havens weer opeisen. Daardoor komen veel Chinese zeemannen zonder werk te zitten en ook zij proberen hun geluk in Rotterdam. Katendrecht Al die nieuwkomers vinden een plek op Katendrecht. Daar ligt het werk voor het oprapen. Er is ook nog even aan gedacht om de Chinezen te huisvesten aan de Schiedamsedijk, waar ook veel migranten, zeelui en scheepspersoneel wonen. Maar het is Katendrecht geworden omdat de Schiedamsedijk volgens de autoriteiten een te hechte gemeenschap vormt die buitenstaanders maar moeilijk accepteert. Shipping masters Rederijen nemen Chinezen al snel niet langer zelf in dienst. Ze gaan werken met zogeheten shipping masters. Dat zijn Chinese tussenpersonen die bemiddelen tussen de reder en de zeeman. Het eerste wervingsbureau op Katendrecht opent in 1914 zijn deuren. Al snel volgen er meer. De shipping masters hebben veel macht. Zij bepalen wie er op de schepen komen te werken en wie niet. Wie voor een klus is aangenomen, mag tegen kost en inwoning slapen in een boarding house, een soort herberg. Ook die zijn in handen van de shipping masters. Opium De boarding houses zijn armoedig en hebben vaak een opiumkit in de kelder. Een deel van de Chinezen is aan boord al verslaafd geraakt aan opium, wat hen passief en willoos maakt. “Dat komt de reders niet slecht uit, want het sluit gevaar voor relletjes aan boord uit”, zegt schrijfster Karina Meeuwse in Trouw. Slechte naam De opiumkits bezorgen Chinezen een slechte naam. Ze zouden onbetrouwbaar en leugenachtig zijn en drugs smokkelen. In Amsterdam komt het tot bendeoorlogen die tot 1931 duren. De overheid neemt maatregelen om het aantal Chinezen dat ons land binnenkomt terug te dringen. Maar reders liggen dwars. Zij kunnen niet zonder hun goedkope personeel. Chinees restaurant Tsong San Lao in de Delistraat op Katendrecht (foto: Stadsarchief Rotterdam) Rosse buurt Maar niet overal worden Chinezen met de nek aangekeken. Op Katendrecht leven de Chinezen zonder veel problemen samen met andere havenarbeiders, pooiers en hoeren. Jo Kraaijeveld is in de jaren ’20 gaan ‘hokken’ met een Chinees in de Atjehstraat. Ze beginnen een Chinees restaurant en worden geholpen door een politieman. “Op Katendrecht werden Chinezen nooit gediscrimineerd”. De verzameling van restaurants, theehuizen, opiumkits, kroegen en bordelen op de Kaap heeft een enorme aantrekkingskracht op mensen uit Rotterdam en omstreken. Katendrecht wordt de rosse buurt van Rotterdam. Maar niet alleen de hoeren trekken veel bekijks. Busexcursies De VVV organiseert in september 1935 excursies naar Chinese restaurants op Katendrecht. Chinees eten is dan hot. Het afsluitende weekend van de VVV-wijk trekt 35-duizend mensen naar de Kaap, waaronder busladingen toeristen uit Amsterdam, Den Haag en de Hoeksche Waard. Crisis Op het hoogtepunt wonen er 1500 Chinezen op Katendrecht. Maar de economische crisis van de jaren ’30 brengt daar verandering in. De handel loopt terug, wat direct merkbaar is in de haven. Verder varen schepen niet langer op kolen, maar op stookolie waardoor de werkgelegenheid voor Chinezen nog verder terugloopt. Pindakoekjes Werkloze Chinezen storten zich op de verkoop van pindakoekjes of teng-teng: ‘Pinda pinda, lekka lekka, 5 cent’. De Pindachinezen slijten hun exotische lekkernij eerst in de Rotterdamse binnenstad, later ook in Den Haag en Amsterdam, tot in de kleinste dorpjes aan toe. Maar de overheid vindt de Chinese koekjes onhygiënisch en verbiedt de verkoop. De armoede slaat toe onder de Chinezen en daarmee ook tal van ziektes, zoals beri beri. Leegloop Eind jaren ’30 vertrekken veel Chinezen uit Rotterdam op zoek naar werk. Ook stuurt de Rotterdamse politie vanaf 1936 steeds meer werkloze en zieke Chinezen het land uit. Chinese zeemannen die aanmonsteren op een schip mogen niet meer terugkeren naar Rotterdam. Van de ooit zo bloeiende Chinese gemeenschap op Katendrecht blijft weinig over. In 1938 worden nog 150 Chinezen geteld. Rotterdam en z’n havens (1925) Filmmuseum Amsterdam