Grote delen van de regio krijgen rond het midden van de achttiende eeuw te maken met een heuse hype, de zogeheten Nijkerkse beroeringen. Reizende predikers en dominees werken in tientallen dorpen en steden zo in op het gemoed van mensen dat die er wanen, stuipen, toevallen en krampen van krijgen. Sommigen zien er de hand van God in. Maar anderen hebben daar zo hun twijfels bij. Beroering onder de godsdienst in Nieuwkerk (afbeelding: Atlas Van Stolk, Rotterdam) In de loop van de achttiende eeuw gaan protestanten hun geloof in God steeds persoonlijker beleven. Geloof is niet langer vooral iets voor op zondag in de kerk. Mensen zijn er ook doordeweeks vaker intens mee bezig. Ze komen bijeen in groepen en bespreken dan hun geloofservaringen. Zulke gezelschappen staan meestal onder leiding van rondreizende predikers. Zij laten de groepen soms ontsporen. Jacobus Groenewegen In onze regio is Jacobus Groenewegen een beruchte prediker. Hij leidt vanuit Werkendam allerlei gelovige gezelschappen. Die probeert hij steeds te doordringen van hun “godloosheid” om hen vervolgens te brengen tot een diep geloof in Jezus Christus. Zijn inspiratiebron zijn eerdere bekeringsgolven in Amerika, Schotland en de omgeving van Nijkerk waar mensen schudden, beven en gillen als ze hun zonden uitschreeuwen tot Jezus. Groenewegen vertelt zijn publiek dat zulke ‘Nijkerkse beroeringen’ de norm zijn. Werkendam De gevolgen laten niet lang op zich wachten. In 1746 zijn in Werkendam, de uitvalsbasis van Groenewegen, de eerste heftige bekeringen te zien. Zes jaar later herhaalt zich dat daar onder jongeren van tien tot twintig jaar. Ze huilen over hun zonden en in kerkdiensten en gezelschappen roepen ze luid om verlossing door Jezus: “Geef mij Jezus of ik sterf!” Giessendam Begin 1752 steekt het verschijnsel de Merwede over naar Giessendam. Tijdens kerkdiensten staan mensen op en schreeuwen: “Ik kan niet zwijgen of ik zal barsten: lieve Heer, wat moet ik doen om zalig te worden”. Volgens Groenewegen vallen in de loop van de tijd tijdens de diensten honderden mensen huilend op de grond. Ze roepen en bidden door elkaar. Tot wanhoop van de predikant. Tegenstander Dominee Arthus Koppiers van Giessendam moet niets van die wanorde in zijn kerk hebben. Al dat “onbezonnen geschreeuw” heeft volgens hem niets met bekeringen te maken. Groenewegen vindt hij maar een “schadelijk werktuig”. Maar tegen de beroeringen in zijn kerk lijkt geen kruid gewassen. Verspreiding De onondebroken pijlen geven opeenvolgingen in de tijd aan. Als de relatie onzeker is, is de pijl onderbroken. Na Giessendam slaan de beroeringen over naar Hardinxveld, Giessen-Nieuwkerk, Sliedrecht, Papendrecht, Wijngaarden, Bleskensgraaf, Molenaarsgraaf, Oud-Alblas, Alblasserdam, Streefkerk en Nieuwpoort. Hele klassen schoolkinderen zijn erbij betrokken. Ook zij roepen, huilen en schreeuwen tot God “met een ernst en kracht van taal, waardoor leraren en allen die het hoorden verbaasd waren en er zeer door getroffen werden”, schrijft Groenewegen. Papendrecht Het meest uitvoerig zijn we ingelicht over de beroering in Papendrecht. De plaatselijke predikant, Bernardus Elikink, is een warm voorstander van de bekeringsgolf die zijn gelovigen overspoelt. Hij doet in een dagboek uitgebreid verslag van wat er in zijn dorp gebeurt. Hij schrijft in februari 1752: “Gehoord hebbend dat in de naburige dorpen Giessendam en Sliedrecht zich een groot werk van overtuiging onder de mensen openbaarde was ik zeer begerig dat de Heere ook met diezelfde wind van zijn Geest hier ter plaatse geliefde te blazen.” Kopieergedrag Elikink besluit de werkwijze van de rondreizende predikers te kopiëren. Hij preekt uit Bijbelteksten die bij eerdere beroeringen al tot heftige reacties hebben geleid en smeekt in diensten God om zijn aanwezigheid tijdens de kerkdiensten te laten merken. Het werkt. De kerk puilt uit. “Op 12 maart [1752] was de kerk tijdens beide diensten zodanig met mensen opgepropt dat ik weer over de stoelen moest klimmen om op de preekstoel te komen en ’s middags kon de kerk de menigte op verre na niet vatten”, noteert Elikink met enige trots. Soms moet hij de kerkdienst onderbreken omdat het lawaai van kermende en stuiptrekkende mensen te “hartbrekend” wordt. Bekijks De opvallende en luidruchtige bekeringen in de Alblasserwaard trekken van overal vandaan nieuwsgierigen, onder meer uit Dordrecht, Charlois en Utrecht. In een tijdschrift doet een van hen verslag. Hij beschrijft hoe een jongen in Papendrecht vlak voor de kerkdienst om zich heen schopt, zijn handen wringt en schreeuwt: “Weg duivel, weg satan, ga van mij weg satan. O Heer, o Jezus, help me!” Dan volgt een opmerkelijk tafereel: “De jongen slaakte een geluid van bab, bab, bab. En dan hoorde men weer hap, hap, hap, terwijl hij als een hond hapte naar zijn eigen handen.” Tijdens de kerkdienst herhaalt de jongen de bewegingen “ja zelfs heviger dan buiten de kerk, met zulk een onbesuisd geweld […] dat er een plank uit de kerkbank raakte.” Even buiten het dorp komt de schrijver van het tijdschriftartikel nog drie jongens tegen die midden op straat aan het schudden waren, met het hoofd draaien en met hun benen om zich heen schoppen. De man belooft de jongens wat geld als ze dat nog een keer laten zien. De knullen doen wat hen wordt gevraagd en graaien na afloop gretig naar het geld. Kaart van alle geregistreerde beroeringen in Nederland (uit: A.P.B. van Meeteren, Ruysschen als de Libanon 1998). Tegenreactie Tot nu toe heeft alleen de predikant van Giessendam zich tegen de beroeringen gekeerd. Maar in de loop van 1752 keuren steeds meer dominees de heftige bekeringen af. Een predikant uit Streefkerk laat een kerkdienst stilleggen als een vrouw begint te roepen dat ze gered wil worden van satan. Hij vertelt vervolgens dat hij zulke bekeringen niet wil omdat ze alleen een kunstje zijn dat het geloof “ontheiligt en bespottelijk maakt.” De classis in Dordrecht die toezicht houdt op de kerken in de regio verbiedt predikanten van gemeenten uit de omgeving van Papendrecht om in andere kerken diensten te leiden. De kerkvergadering hoopt zo de beroeringen in te dammen. Dordrecht weigert ook enige tijd rondreizende predikers de toegang tot de stad. Het bestuur van Charlois laat in 1753 iedereen die schudt en schreeuwt tijdens kerkdiensten oppakken door de schout. Einde Dat werkt. Na 1753 lijkt het heilige vuur in de regio te zijn uitgedoofd. Maar sommige gelovigen blijven in kleine groepjes bijeenkomen en hier en daar doen zich nog beroeringen voor. Maar die blijven altijd kleinschalig. De publieke commotie is voorbij. Van de beroeringen is in 2007 voor de serie Erwasmus een hoorspel gemaakt met theatergroep Zoet! van Marloes Pet. Van een deel van de opnames is een video gemaakt: