Het is de nachtmerrie van elke museumdirecteur. Iemand komt je museum binnen, pakt een mes en vernielt je soms onbetaalbare bezit. Een schilderij. Alles van waarde is weerloos, staat in een gedicht van Lucebert. Bij het Dordrechts Museum kunnen ze daarover meepraten. Foto: Michiel1972 – Wikipedia Het staat groot op de voorpagina van de Telegraaf van 30 maart 1989: Museumdirecteur De Groot van het Dordrechts Museum bekijkt ‘geëmotioneerd’ (volgens de krant) een van de 17e-eeuwse schilderijen die even daarvoor zijn bewerkt. Hij houdt zijn bril vast en het lijkt erop alsof hij het nog steeds niet kan geloven. Een dag eerder komt rond kwart voor twee een 61-jarige man uit Papendrecht het Dordrechts Museum binnenlopen. Hij gaat naar een zaal op de benedenverdieping waar op dat moment geen suppoost aanwezig is. Er hangen kunstwerken uit de zestiende en zeventiende eeuw. De man gaat staan voor een kunstwerk van Albert Cuyp, hij pakt een het stanleymes uit zijn zak en slaat toe. Een bezoeker schrikt zich een hoedje en gaat op zoek naar een beveiliger. Die is al onderweg, want er hebben mensen meegekeken met de beveiligingscamera’s. Een vrouwelijke beambte is als eerste binnen. De man komt op haar af en bedreigt haar met het mes. Ze deinst terug. De man gaat door met zijn vernielingswerk. Rats, rats rats. Een paar krassen in het werk van Levecq. Ook een schilderij van Nicolaes Maes moet eraan geloven. Een kunstwerk van Ferdinand Bol is het volgende slachtoffer. Van de twee kunstwerken van Jacobus Levecq liggen grote vellen los op de vloer. ‘Het zijn de stille getuigen van hetgeen dat er is gebeurd’, schrijft de krant de volgende dag. Daarna zijn er meteen meerdere vragen. Waarom heeft deze man dit gedaan? Hoe groot is de schade? En wat gaat er met deze man verder gebeuren? Waarom? De man komt in de cel terecht. Daar legt hij een verklaring af. De man uit Papendrecht zegt dat het gaat om een wraakactie tegen de overheid. Hij is zeven jaar daarvoor zijn baan kwijtgeraakt. Nederland haalt alleen maar buitenlanders ons land binnen en zij nemen onze banen in beslag, verklaart hij. En daar is hij het slachtoffer van geworden, zegt hij. Vrij De rechter-commissaris bepaalt dat de Papendrechter niet kan worden vastgehouden. Het gaat alleen om een vernieling. Volgens een psychiater is de man geen gevaar voor zijn omgeving. En omdat de bedreiging van de museummedewerker niet bewezen kan worden, mag de man weer gaan. Even na middernacht loopt de man alweer het politiebureau aan de Nassauweg uit. Voordat hij naar buiten loopt krijgt hij nog wel te horen dat hij niet meer in een museum mag komen. Op dat moment zijn ze bij het museum nauwelijks van de eerste schok bekomen. Het nieuws dat de man is vrijgelaten komt daar nog eens bovenop. “Belachelijk”, zegt woordvoerder De Paus tegen de media. “Lang daarover mokken heeft echter geen zin. Daarmee worden onze schilderijen niet gerestaureerd.” Meerdere musea, waaronder het Van Gogh-museum in Amsterdam, vragen om het signalement van de man. De politie geeft het niet vrij uit privacy-overwegingen. Schade De twee restaurateurs van het Dordrechts Museum zijn op dat moment bezig om de schade te inventariseren. “Het was nog veel en veel erger dan ik mij had voorgesteld”, zegt Jos Deuss de volgende dag in de krant. Het zijn juist de doeken van Jacobus Levecq die het zwaarst beschadigd zijn. En die kunstwerken zijn net gerestaureerd. “Het gaat om een stuk van mijn carrière, werk van jaren. Ik heb het er erg moeilijk mee”, zegt de andere restaurateur Leo Marchand. Toch zijn beide mannen ervan overtuigd dat de stukken herstelbaar zijn. Het stanleymes dat de man heeft gebruikt was vrij nieuw. Deuss: “Daardoor zijn de randen van de scheuren vrij scherp. Het gevolg daarvan is dat er minder verfdeeltjes verloren gaan dan wanneer een botter mes was gebruikt.” Straf en herhaling De man uit Papendrecht moet voor de rechter komen, maar hij komt steeds niet opdagen. Keer op keer wordt de zaak uitgesteld. “Voor justitie is hij nauwelijks grijpbaar”, schrijft Vrij Nederland een paar jaar later. “Dagvaardingen weigert hij in ontvangst te nemen, telefonisch is hij onbereikbaar en op rechtszittingen laat hij verstek gaan.” In 1996 wordt de man veroordeeld tot tien maanden cel, maar ook daar is hij er niet bij. Een paar weken later staat hij in zijn bejaardenflat nog steeds de verslaggevers te woord. Spijt van zijn daden heeft hij niet. En wat hem is aangedaan is hij nog steeds niet vergeten. Een jaar daarvoor was hij weer bij het Dordrechts Museum geweest. Daar bespoot hij twee kunstwerken met een afbijtmiddel. De rechter spreekt hem daarvan vrij. Hij krijgt wel een celstraf voor het versturen van een dreigbrief. Wat te doen? Dordrecht wordt dus meerdere keren het slachtoffer van een rancuneuze man die het voorzien heeft op kunst. Vallen deze mensen tegen te houden? Nee, zeggen de musea. De gemiddelde museumdirecteur ziet niets in een metaaldetector bij de ingang of nog erger, schilderijen achter glas. Het is ook de reden waarom museumdirecteuren liever de kaken op elkaar houden als er weer verwarde mensen het op kunst hebben voorzien. Alleen als er overduidelijk schade is, zoals bijvoorbeeld ook bij de schilderijenroof in de Rotterdamse Kunsthal, dan wordt er open kaart gespeeld.