Het is zonder twijfel de meest succesvolle herintroductie van een verdwenen diersoort in Nederland: het terugbrengen van de bever. Dat gebeurde voor het eerst in de Biesbosch bij Dordrecht, waarmee de stad meteen de onofficiële beverhoofdstad van Nederland is.

Foto: Wikipedia

Bever (foto: Per Harald Olsen op Wikipedia)

In het waterlandje dat Nederland is, voelt de bever zich thuis. Ondanks alle bebouwing is er genoeg natuur en hout aanwezig om de dingen te doen waar de dieren gelukkig van worden, zoals boomscheuten eten, burchten bouwen en dammen aanleggen. Maar dat is niet altijd zo geweest. In de achttiende en negentiende eeuw wordt er nog stevig gejaagd op de bevers.

Bevergeil
Vooral de vacht van het knaagdier is populair. Ook een speciale stof die de bever achterlaat om zijn territorium af te bakenen, bevergeil, is gewild. Het zou werken als medicijn. Ook wordt het middel verwerkt in parfums. Daardoor zijn er aan het begin van de negentiende eeuw nog maar een paar bevers over.

Uitgeroeid
In het najaar van 1826 vaart een visser de rivier de IJssel op, vlakbij Zwolle. Hij ziet een groot waterdier naar zijn boot zwemmen en denkt dat het een otter is. De dieren zijn in die tijd de grootste concurrenten van de vissers, omdat ze zelfs vissen roven uit netten. De visser pakt zijn vaarboom en slaat het dier op zijn kop. Kort daarna blijkt het slachtoffer niet een door de visser gehate otter te zijn, maar een bever. Het is dan de laatste van Nederland.

Het duurt daarna meer dan 150 jaar voordat er weer bevers rondzwemmen in de Nederlandse rivieren. Pas in de jaren tachtig wordt er voor het eerst weer gesproken over het terugbrengen van de houtknagers.

Een proef van vijf jaar
In 1987 komt er weer belangstelling voor het terugbrengen van de bevers. Minister Gerrit Braks van Landbouw laat weten dat er een proef komt van vijf jaar met bevers in het Biesboschgebied bij Dordrecht. Ze worden uitgezet in de Zuidwaard, dat onder het beheer valt van Staatsbosbeheer.

Dat plan valt niet bij iedereen in goede aarde. Mensen maken zich meteen zorgen over de schade die de bevers kunnen aanrichten voor de mens. Braks laat weten dat Staatsbosbeheer alle schade zal herstellen.

Een paar maanden later wordt er meer duidelijk over het plan. Het gaat om ongeveer zestig bevers, die in ons land worden uitgezet. Het Wereld Natuur Fonds betaalt de 25.000 gulden om de bevers te kopen in Duitsland. Niets kan de herintroductie van de dieren nog tegenhouden. Een datum voor de uitzetting wordt vastgesteld: 25 oktober 1988.

Minister Braks mag de beestjes laten gaan. “Het was in ieder geval heel vroeg”, herinnert de minister zich tijdens het 25-jarig jubileum van de vrijlating. “Het was ook koud en kil. Ik heb die kist toen samen met iemand daar neergezet en toen mocht ik het luik opentrekken om die bevers de vrijheid te geven.”

De bevers zijn afkomstig uit het Elbegebied in de toenmalige DDR. De eerste acht dieren zijn een dag eerder vanuit Oost-Duitsland op transport gezet. Mensen hebben al beverburchten in elkaar gezet, zodat de bevers een plekje hebben om te leven.

Dan gaan de luiken open. De bevers komen voorzichtig naar buiten. Ze kijken rond en gaan dan het water in.

Tussen 1988 en 1992 worden in totaal 42 bevers uitgezet in de Biesbosch. Ook in natuurpark Flevoland worden een paar knagers losgelaten. Die weten uiteindelijk te ontsnappen uit het gebied, maar doen het volgens Staatsbosbeheer prima in het wild.

Graph - BeverBeverbaby’s
Bevers uitzetten is leuk, maar het is wel de bedoeling dat er ook kleine bevers komen. Daarmee kan je pas bewijzen dat het echt goed gaat met de dieren. Een jaar later komt het nieuws naar buiten dat er binnenkort bevertjes rond zullen zwemmen in de Biesbosch.

Maar daar zit wel een kanttekening bij. De babybevers zijn niet verwekt in de Biesbosch. De moeder is al zwanger als ze wordt uitgezet.

In de eerste jaren is er niet alleen maar positief nieuws over de knagende beestjes. Veel dieren redden het niet. Er blijkt niet genoeg voedsel in het gebied te zijn, waardoor de bevers enorme afstanden moeten afleggen. De populatie groeit maar langzaam. Ruim tien jaar later zijn er ongeveer honderd bevers in de Biesbosch.

Makker en Moek
De bekendste bevers in de Biesbosch zijn Makker en Moek. In tegenstelling tot de meeste uitgezette bevers, komen zij in een omheind gebied van ongeveer één hectare groot, naast het Biesboschcentrum aan de Baanhoekweg in Dordrecht. Er staat een burcht, waar mensen door een ruit in kunnen kijken. De bevers zijn een ware attractie, ook al laten ze zich alleen maar zien in de scherming.

In 1991, de bevers zijn dan ruim een jaar in het ‘reservaat’, ontsnappen Makker en Moek. Er zat een gat in het hek. Alleen Makker wordt teruggevonden. Moek blijft spoorloos. De overbleven bever krijgt een nieuwe metgezel: Mieneke. Ze ontsnappen samen nóg een keer, maar keren uit zichzelf terug.

Na een paar jaar houden Makker en Mieneke de kunstburcht voor gezien en bouwen ze hun eigen burcht. Beverbaby’s komen er niet, waardoor het idee ontstaat dat Makker mogelijk geen mannetje is, maar een vrouwtje.

Noodlot

De omgekomen bever Mieneke. Ze was terechtgekomen onder een boom, omgeknaagd door bever Makker. FOTO: Biesboschcentrum Dordrecht

Ruim tien jaar later slaat het noodlot toe. Makker knaagt een boom om en die komt terecht op Mieneke. Die overleeft de klap niet.

(In het radiogesprek gaat het Biesboschcentrum er nog vanuit dat het slachtoffer Makker is. Dat blijkt later Mieneke te zijn)

In 2006 overlijdt ook Makker. Beide dieren waren tegen de twintig jaar en dat is oud voor een bever. Er komen daarna nieuwe bevers, maar die halen nooit de populariteit van Makker, Moek en Mieneke.

Teveel
Buiten de omheining van het Biesboschcentrum gaat het prima met de bevers. Het zijn er inmiddels honderden, in de Biesbosch, Flevoland en Gelderland. In Zuid-Holland zijn ‘tientallen’ bevers. Ze worden al gezien in de Krimpenerwaard, bij Gorinchem en in het centrum van Dordrecht.

Het gaat op een gegeven moment zelfs zo goed dat er mogelijk te veel Bevers zijn. Als natuurbeheerders niet ingrijpen, kunnen het er na 2030 wel tweeduizend zijn, met alle gevolgen van dien.