Het eerste vermeende geval van matchfixing in het Nederlandse betaalde voetbal komt in 1959 aan het licht. De Rotterdamse keeper Wim Landman van SHS wordt ervan beschuldigd een wedstrijd verkocht te hebben. De goalie krijgt een schorsing van vijftien maanden opgelegd door de KNVB. Hij staat dan publiekelijk bekend als valsspeler. In 1975 pleegt Landman zelfmoord. Is de matchfixingzaak hem fataal geworden? Foto: Archief Neptunus Landman staat in de jaren veertig en vijftig bekend als een sieraad voor de sport. Hij heeft veel bewonderaars. Oud-keeper Pim Doesburg is in de zestiger jaren een van de latere opvolgers van Landman bij Sparta. Als klein ventje uit Rotterdam is hij regelmatig op Het Kasteel om te kijken naar zijn idool. Doesburg: “Het was een knappe man die uitzonderlijk goed gekleed was voor die tijd. Hij zag er heel stijlvol uit en zo keepte hij ook. Ik wilde later ook die uitstraling hebben en zo goed keepen als hij. Voor mij was hij de beste van Nederland.” Voordat collega-doelman Frans de Munck de bijnaam de ‘de zwarte panter’ krijgt toebedeeld, staat Landman al jarenlang bekend onder die eervolle koosnaam. Deze reputatie bouwt hij gestaag op als de atletische en elegante doelman van het Rotterdamse Neptunus en Sparta. De keeper heeft een dusdanig goede naam, dat hij tijdens de Olympische Spelen van 1948 in Londen de Nederlandse vlaggendrager is tijdens de opening. Vreemd genoeg, gezien zijn faam, blijft Landman steken op slechts vier interlands. Piet Kraak krijgt vaak de voorkeur in de goal. Hoogstwaarschijnlijk omdat hij een warme band onderhoudt met de Dordtse bondscoach Karel Lotsy. Landman heeft die weinige interlands altijd als een smet op zijn loopbaan gezien. Vooral omdat hij ook dag en nacht zijn vak serieus en professioneel benadert en zichzelf minstens zo goed acht als Kraak. Foto: Archief Neptunus Betaald voetbal Landman speelt in 1956 op 35-jarige leeftijd voor Scheveningen Holland Sport (SHS). Na zijn periode bij Sparta speelt hij voor Profclub Rotterdam en deze vereniging gaat later op in SHS. Het is op zich verwonderlijk dat hij nog keept in 1956, want drie jaar eerder geeft hij bij Sparta aan dat hij liever op een lager niveau als veldspeler aan de slag wil. Landman krijgt als doelman steeds vaker last van blessures. Uiteindelijk gaat hij toch weer onder de lat staan bij Profclub Rotterdam, omdat het betaalde voetbal zijn intrede doet. Jan-Willem Landman, zoon van de keeper, denkt te weten waarom. “Achteraf heb ik begrepen dat hij het met name voor mij deed. Ik was net geboren en extra geld was welkom met een kleine thuis.” Als de afstammeling van de beroemde goalie de tijd kon terugdraaien, dan had hij gehoopt dat zijn vader niet voor het betaalde voetbal had gekozen. “Het is eigenlijk het begin van het einde geweest”, blikt hij terug. Er zijn volgens hem meerdere factoren aan te wijzen waarom zijn vader in 1975 de hand aan zichzelf slaat, maar de ellende begint met de vermeende matchfixing in 1956. Foto: Archief Neptunus Brabantse omkopers Op zaterdagavond 26 mei 1956 speelt SHS tegen BVV uit in Den Bosch. De Bosschenaren zegevieren met 1-5 en Landman heeft wel eens betere wedstrijden gekeept. De ochtend voor de wedstrijd heeft de keeper een envelop gekregen van twee Bossche supporters die nauwe banden hebben met het bestuur van BVV. Waarschijnlijk zit er ongeveer 500 gulden in de envelop. Het geld is beschikbaar gesteld door de Bossche voetbalclub. BVV wil de wedstrijd winnen, omdat zij daardoor kans maakt om het jaar daarop te promoveren naar de nieuwe eredivisie. Na de wedstrijd geeft Landman het geld terug aan zijn omkopers. Althans, dat verklaart hij later in 1959 aan de onderzoekscommissie van KNVB die hem tenslotte wel schorst omdat hij in eerste instantie is ingegaan op het aanbod tot omkoping. De matchfixingzaak komt pas in 1959 aan het licht, omdat oud-bestuurder Anton Lieven van BVV dat jaar een boekje open doet over het bestuur van de club. Als geroyeerd lid met wraakgevoelens maakt hij verschillende zwartgeldpraktijken publiekelijk bekend, waaronder de zaak Landman. Slachtoffer matchfixing Journalist Jan D. Swart heeft in zijn boek Het drama Wim Landman onderzoek gedaan naar de matchfixing. Volgens hem is Landman slachtoffer van een horrorscenario en is het aannemelijk dat de stijlvolle doelman van weleer onschuldig is. Swart: “Landman had een goede baan naast het voetbal als dassenvertegenwoordiger, had regelmatig dure schnabbels voor Shell en hij had een goede naam. Waarom zou hij die reputatie te grabbel gooien voor een paar honderd gulden waar hij toch niet om verlegen zat?” Daarnaast wijst de journalist erop dat Landman wel eens vaker een slechte wedstrijd keepte dan alleen die wedstrijd tegen BVV. Jan-Willem vermoedt net als Swart dat zijn vader onschuldig is. Ook hij wijst op het financiële argument dat destijds het gezin het aan niets ontbrak. Het is alleen voor hem lastig om iemand zonder bewijs onschuldig te pleiten. “In mijn vak als advocaat maak ik vaak genoeg vreemde dingen mee. Door mijn beroep verlies je het blinde vertrouwen in je medemens”, aldus de jurist die een eigen kantoor heeft in hartje Leiden. De doelverdediger wordt na onderzoek door de KNVB op 16 maart 1959 geschorst tot 1 juli 1960. SHS blijft altijd achter Landman staan en daar kan hij ook na zijn schorsing zijn rentree maken. Het is echter van korte duur. In het seizoen 1960/’61 speelt hij nog een aantal wedstrijden, maar aanhoudend blessureleed dwingt hem om afscheid te nemen van het voetbal. Geleidelijk pad “Vanaf het moment dat mijn vader beschuldigd werd, zat hij steeds minder goed in zijn vel”, vertelt Jan-Willem. Hij herinnert zich als klein jongetje dat er thuis steeds meer woorden vallen tussen zijn vader Wim en moeder Lyda die het normaal zo goed met elkaar kunnen vinden. Jan-Willem: “Hij had het gevoel dat hem onrecht was aangedaan met die schorsing. En daarbij viel hij na het voetbal in een zwart gat. Hij was gewend om altijd bejubeld te worden en dat viel grotendeels weg toen hij stopte.” In 1962 gaan de vader en moeder van Jan-Willem uit elkaar. “Mijn moeder heeft altijd tot de dag van vandaag gezegd dat ze van hem houdt. Maar ze zei dat er gewoon niet meer met hem te leven viel”, licht Jan-Willem de breuk toe. Landman hertrouwt nog wel met zijn tweede vrouw Olga, maar ook dit huwelijk strandt later door het moeilijke karakter van Landman. De voormalig topkeeper heeft altijd de hoop gekoesterd dat het goed zou komen met Lyda en dat het gezin herenigd werd. “Dat was niet echt realistisch. Mijn vader hield er geen rekening mee dat mijn moeder na al die jaren een zelfstandige vrouw was geworden”, zegt Jan-Willem. Ook op arbeidsmarkt krijgt Landman een dreun te verduren. Hij verliest zijn goedbetaalde baan als dassenvertegenwoordiger voor het Rotterdamse bedrijf Micro. “Ik herinner mij dat het een nietszeggend akkefietje was waaraan mijn vader schuldig was. Maar goed, dat is een typisch voorbeeld dat hij emotioneel onrustig was”, aldus Jan-Willem. Swart schrijft in zijn boek dat Landman opeens met onrealistische eisen over de brug kwam tegenover zijn werkgever waarmee hij al jarenlang een goede verhouding had. Verwachte boodschap Een week voor het overlijden spreekt Jan-Willem af met zijn vader. Het wordt een zwaar gesprek voor de jonge twintiger. Landman geeft bij zijn zoon aan dat hij in de knoop zit en dat hij aan zelfmoord denkt. En dat hij al eerdere pogingen heeft ondernomen om zichzelf van het leven te beroven. Jan-Willem: “Hij zag er echt gewoon nog tiptop uit. Die verhalen die over hem gaan dat hij aan lager wal geraakt was en er verlopen uitzag, die klopten niet. Maar geestelijk wist hij het niet meer. Hij voelde zich mislukt.” Op 27 juni 1975 komt Jan-Willem thuis en hij ziet de zus van “tante” Olga bij zijn moeder aan tafel zitten. Een merkwaardig tafereel, want zij kwam nooit bij zijn moeder over de vloer. Jan-Willem weet instinctief waarom ze bij elkaar zitten en vraagt alleen: “Leeft hij nog?” Wim Landman is die vrijdagochtend gestorven door bij Bleiswijk voor een trein te springen. Hij is 54 jaar geworden.