In de zestiende eeuw is Nederland in de greep van een opstand tegen het Spaanse Rijk, waar ons land op dat moment deel van uitmaakt. De strijd krijgt het karakter van een godsdienstoorlog. De Spanjaarden zijn katholiek en de Nederlandse opstandelingen protestant. Grimmig wordt het conflict als de rebellen in Brielle op 9 juli 1572 19 onschuldige katholieke geestelijken ophangen. Brielle 1572 (foto: Rijksmuseum) De strijd tegen de Spanjaarden wordt in de eerste jaren van de opstand vooral gevoerd door de watergeuzen. Dat zijn rebellen die onder leiding van protestantse commandanten handelsschepen en havensteden plunderen. Ze hebben van de leider van de opstand, Willem van Oranje, een vrijbrief gekregen om de Spaanse overheersers ‘te vervolgen en schade toe te brengen op alle manieren die mogelijk zijn.’ Maar de plunderingen hebben nog een doel: het spekken van de oorlogskas. Inname Den Briel De geuzen opereren in het begin van de opstand vanuit Engeland. Maar in 1572 haalt de Engelse koningin Elizabeth de betrekkingen met Spanje aan. Het gevolg is dat de rebellen moeten vertrekken. De wind waait de vloot naar Den Briel, waar op dat moment net het Spaanse garnizoen was vertrokken. De geuzen besluiten het stadje in te nemen en tot nieuwe uitvalsbasis te maken. Den Briel is vanaf dat moment het centrum van de opstandelingen. Ze organiseren er strooptochten door de omgeving, waarin ze het vooral hebben voorzien op kerken en kloosters. In tribunalen rekenen ze vervolgens af met de katholieke priesters die ze onderweg gevangen hebben genomen. Dordrecht ontkomt op 25 juni 1572 aan plundering door zich over te geven. Een dag later staan de geuzen met dertien schepen voor de poorten van Gorinchem. Uit: Geert de Sutter, De tijdelijke dood (copyrights Bisdom Rotterdam) Gorinchem bekent kleur De Gorcummers hadden gehoord dat Dordrecht zonder verzet de kant van de geuzen had gekozen. Ze zijn bang voor geweld en vernielen en besluiten om zich aan te sluiten bij de opstandelingen. Eenmaal in de stad, gaan de watergeuzen op zoek naar rooms-katholieke geestelijken. In Gorinchem staan een nonnenklooster en een franciscaner mannenklooster. Claes Pieck, de overste van dit laatste klooster had al voor de overgave van de stad de nonnen en monniken laten ontkomen naar de versterkte gevangenis ‘De Blauwe Toren’ bij ‘Buiten de Waterpoort’, samen met de twee Gorcumse pastoors en enkele lekenbroeders. Ook de waardevolle spullen zoals misbekers brengt Pieck in veiligheid. De geestelijken in ‘De Blauwe Toren’ hopen dat Spaanse troepen hen komen bevrijden. Maar die blijven weg. De watergeuzen beloven de katholieke geestelijken een vrije aftocht. Maar zodra ze de vesting hebben verlaten worden de twee pastoors van de grote Sint-Janskerk, een pastoor uit Hoornaar (die toevallig in Gorinchem was), drie lekenbroeders, tien franciscanen, drie kanunniken opgepakt en vastgezet. Martelaren van Gorinchem (afbeelding: Streekarchief Voorne-Putten Rozenburg) Naar Den Briel De geuzen martelen de negentien geestelijken dagenlang. Ze proberen hen om hun katholieke geloof af te laten zweren. Maar dat blijkt tevergeefs. Ondertussen roeren de Gorcummers zich. Zij horen dat hun populaire pastoors vastzitten en proberen om hen vrij te kopen. De geuzen besluiten om de geestelijken voor de zekerheid over te brengen naar hun uitvalsbasis Den Briel. Ze zetten hen in de nacht van 5 op 6 juli in hun ondergoed op een mosselboot. In de vroege ochtend van 7 juli komen ze in Den Briel aan. De geuzen vullen de groep gevangenen aan met nog enkele katholieke geestelijken uit Heinenoord, Monster en Dordrecht, zodat er 24 mensen in de cel zitten. Ondertussen hoort Willem van Oranje van de gevangenneming. Hij eist dat de geuzen de geestelijken zouden vrijlaten, maar daaraan geven ze geen gehoor. In plaats daarvan organiseren ze in de schepenkamer in het raadhuis een tribunaal. Ze halen er twee protestantse predikanten bij die nog eenmaal moeten proberen om de geestelijken van hun geloof te laten vallen. De opzet mislukt. Aprili naar Fracassini, De martelaren van Gorinchem (afbeelding: Vaticaan op Wikipedia) Turfschuur Zonder dat het tribunaal tot een vonnis komt, brengen de geuzen hun gevangenen naar de puinhopen van het St. Elisabethklooster in Te Rugge, net buiten de stadsmuren van Den Briel. Alleen de turfschuur staat nog overeind. Daar, aan de balken van de schuur, worden de geestelijken opgehangen in de vroege ochtend van 9 juli. Vier van hen bekeren zich op de valreep tot het protestantse geloof en ontkomen aan de galg. Zo komt het aantal martelaren van Gorinchem op 19. De lichamen van de geestelijken worden verminkt en uiteindelijk in de schuur begraven. Het verhaal van hun dood gaat al snel rond, mede dankzij familieleden van de martelaren. Er verschijnen afbeeldingen van de geestelijken en er worden levensverhalen gedrukt. Ook gaan er al geruchten over genezingen die zouden zijn gebeurd na een gebed tot de vermoorde ‘martelaren van Holland’. Het leidt al in de zestiende eeuw tot de komst van pelgrims naar Te Rugge. In 1593 wordt de turfschuur afgebroken. Dan breekt het Twaalfjarig Bestand aan (1609-1621) en gaan de grenzen open. Jezuïeten graven de resten van de martelaren op en verspreid over kloosters en kerken in de Zuidelijke Nederlanden, Duitsland en Spanje. Zestig jaar later worden de geestelijken zalig verklaard door paus Clemens X onder de titel ‘martelaren van Gorcum’, onder meer op basis van 32 wonderen op hun naam staan. Heiligverklaring Dan is het eeuwenlang stil rond de martelaren. De Nederlanden zijn protestant. Er is voor katholieken nauwelijks ruimte om de vermoorde geestelijken te gedenken. Bedevaarten zijn verboden en het eeuwfeest van de martelaren in 1772 wordt alleen buiten Nederland gevierd. Pas in de Franse Tijd komt er een einde aan de bevoorrechte positie van de protestanten. Vanaf dat moment worden meerdere pogingen gedaan om de martelaren heilig te verklaren. Pas op 24 november 1867 lukt dat onder paus Pius IX. Bedevaartskerk Brielle (RTV Rijnmond) Bedevaartsoord Den Briel krijgt in 1880 een houten kerk op de plaats waar de turfschuur hoogstwaarschijnlijk heeft gestaan. De plek wordt ommuurd zodat katholieke gelovigen zonder aanstoot te geven in het overwegend protestantse Den Briel processies kunnen houden. Het heiligdom wordt ingezegend en vanaf dat moment is Den Briel een echt bedevaartsoord. In 1930 wordt het houten gebouw vervangen door een stenen kerk. Met een betonnen rand is de omtrek aangegeven van de turfschuur. Nog altijd zijn er mensen die naar het heiligdom in Brielle komen om er te bidden en de gedachtenis van de martelaren in ere te houden.